• image

Artikelen

Eendracht maakt macht

“Eendracht maakt macht.”
Dit is één van de dingen, die me is bijgebleven van de contacten rondom het afscheid van Dora Schokker-Haas.

 

Onlangs namen wij in de kerk in Lemelerveld afscheid van haar.

Vanwege de huidige omstandigheden (coronacrisis) was dit afscheid in kleine, intieme kring.

 

Bij deze plechtigheid waren ook twee van haar achterkleinkinderen aanwezig, Siem en Naud.

In hen is ook de jongste generatie vertegenwoordigd.

 

Dit past ook wel bij hun ‘ouwe oma’.

Want zij was er voor haar gezin en familie.

Voor hen stond zij altijd klaar.

Maar ze zei er één ding bij: “Ik kan het niet alleen, jullie moeten me allemaal helpen.”

‘Teamwork’, zo zouden we dit tegenwoordig noemen.
Zo gebeurt het, na het overlijden van haar lieve man Hein Schokker, dat de hele family rond de grote keukentafel zit.
Er is een heldere taakverdeling: de ene helft schrijft rouwkaarten; de andere helft rangt de slabonen.
Een hele emmer vol.
Want die heeft Dora Schokker op die tafel leeg geschud.
Ze voelt veel verdriet, om het sterven van haar geliefde echtgenoot.
Maar tegelijk beseft ze ook: het leven gaat verder, goed eten daar houden we van, dus de slabonen mogen op het land niet verpieteren, maar die moeten in de vriezer.

 

Dit besef van ‘er samen voor gaan’ heeft zij doorgegeven aan haar kinderen.
En deze op hun beurt weer aan hun nazaten.
Het zit dus ‘in het bloed.’

 

En zo komt het, dat ook haar achterkleinkinderen Siem en Naud er bij haar afscheid, nadrukkelijk bij worden betrokken.
Samen met hun ouders en met andere familieleden, mogen zij de kaarsen aansteken rond de baar van hun ‘ouwe oma’.
Dit gaat hen goed af.
Ook zij weten al van ‘aanpakken’ …

 

Heel belangstellend volgen zij alles, wat er gebeurt in de viering, zo valt me op.
Als ik bij de absoute met het wierooksvat rond de baar van hun ‘ouwe oma’ ga, en haar zo de laatste eer betoon, vraagt één van hen aan zijn moeder: “wat is dat voor rook?“

 

Na de dienst in de kerk, op de begraafplaats, kijkt het andere achterkleinkind nieuwsgierig naar beneden, in het graf, waarin we ook zijn overgrootmoeder te ruste zullen leggen.
Spontaan roept hij: “’ouwe opa’ ligt er ook onder.” 
Ik weet niet, of ‘ouwe opa’ dit heeft meegekregen.
Maar als hij dit zou hebben gehoord, zou er ongetwijfeld een grote glimlach op zijn lippen zijn gekomen.

 

Uiteraard strooien ook Siem en Naud een scheppie zand op de kist van hun ‘ouwe oma’.
Het is het laatste, dat zij nog voor hun ‘ouwe oma’ kunnen doen.
Haar toedekken met aarde; de goede grond, waarop zij leefde, en die zoveel goede vruchten heeft voortgebracht.
Haar toedekken ook met alle goede wensen: van henzelf, van hun hele familie, en van ons allen.
Eerst zijn Siem en Naud, als hen het schepje zand wordt aangereikt, een beetje huiverig.


Niet vreemd, dunkt me.
Want zouden ook wij geen brok in de keel krijgen, als wij zo’n laatste gebaar zouden maken naar een geliefde mens?
Maar als ze samen met hun opa Gerard, de schop mogen vasthouden, dan lukt het wel.
Een laatste groet van die ‘prachtkereltjes’ aan hun ‘ouwe oma’, die hen zo graag zag komen, hen even in haar armen sloot en met hen knuffelde.

 

Een ‘laatste groet’, maar toch niet het allerlaatste.
Want uitvaartbegeleider Hendrie Arnold heeft nog een goed idee.
Hij heeft ‘bellenblaas’ meegebracht.
Hij zegt: ‘als jullie bellen gaan blazen, dan gaan deze naar boven.
Ze gaan naar de hemel.
En daar is een brievenbus.
En er is daar iemand (een ‘postbode’, een engel ? – AM) en die neemt ze in ontvangst.”

 

Dit lijkt me een goede gedachte.
Daarom neem ik de wijwaterkwast.
En zegen de ‘bellenblaas’.
Op het kerkplein maken we – met gepaste afstand, maar in ons hart toch dichtbij elkaar – een ‘erehaag’.
En zo stijgen de bellen, die Siem en Naud daar blazen, als ‘wierook’ op, voor het aanschijn van de goede God.
Terwijl de bellenblaas de lucht in gaat, op weg naar hoger sferen, luiden de kerkklokken het ‘angelus’.
De engel boodschapt: de bellen, die Siem en Naud samen hebben geblazen, zijn allemaal aangekomen.
Eendracht maakt macht.

 

Pastoor André Monninkhof